U kent misschien nog dat Hollands liedje uit de vroege jaren ’70 dat werd gezongen door Adéle Bloemendaal, Leen Jongewaard en Piet Römer toen die nog niet op de tedere tonen van Toots Thielemans als “De Cock met see-oo-see-kaa” door het leven ging: “Het zal je kind maar wezen”. Het was een meezinger van formaat die ontsproten was uit de populaire TV serie “Schaep met de 5 pooten”. Het betreffende feuilleton speelde zich af in een bruine kroeg in de Amsterdamse volkswijk de Jordaan, waar de stamgasten ongezouten commentaar leverden op de veranderende gewoontes en lossere zeden van de vroege jaren ‘70. Het scenario was geschreven met een ferme knipoog, maar heel wat ouders moeten ooit al van hun eigen kroost of liefst die van een ander effectief hebben gedacht: “Het zal je kind maar wezen”. Ieder mens komt als een onschuldig lammetje ter wereld, maar lang niet iedereen blijft braafjes in de pas lopen tot zijn dood. Als het enkel tijdens hun “publiciteitsjaren” (dixit Urbanus) is dat je kroost botst met de wereld, mag je je gelukkig prijzen. Sommige ouders moeten met lede ogen toezien hoe hun kind afglijdt in drugsmisbruik, criminaliteit of ander ongein. Het zal je kind maar wezen, inderdaad. Zoals u kunt afleiden uit mijn intro, heeft de uitdrukking doorgaans een pejoratieve bijklank, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. Met name in tijden van oorlog durven tieners wel eens heldhaftig de strijd aan te gaan met de vijand, zonder al te diep na te denken over de consequenties. Ook dat zal je kind maar wezen. Maar gaat u, voor ik verder vertel, eerst even met me mee naar de straat die ooit de handelsstraat bij uitstek was in Lier: de Lisperstraat. In een eerder artikel, dat handelde over Peeter en Adriaen van Dun, die beiden door bijzonder ongelukkige omstandigheden zo goed als uit de Lierse annalen werden gewist, schreef ik onder de trivia dat ene Gommaar Denis-Dierckx tijdens de Franse tijd de zilveren platen van de Sint-Gummaruskas haalde en ze gedurende 16 jaar in zijn kelder verborg. Gelogen was dit niet, maar helemaal waar evenmin. Het was namelijk Jan Gommaar Van Leirs die zo heldhaftig was om in 1794 de platen van het reliekschrijn te halen. Hij hield ze 8 jaar verborgen in zijn woonst en bracht ze pas daarna nog eens even zo lang onder bij zijn vriend Gommaar Denis in de Eikelstraat. Waarom hij ze na al die jaren plots veiliger achtte in de kelder van zijn vriend dan tussen zijn eigen wijnvoorraad, is niet geheel duidelijk. Hoe dan ook was de daad van Van Leirs, die vooraan in de Lisperstraat woonde in een huis dat de naam “Crieckenboom” droeg (het huidige nummer 6), heldhaftig te noemen, maar toch verzinkt ze in het niets vergeleken met wat een 17-jarige jongen presteerde, die anderhalve eeuw later enkele huizen verder zou gaan wonen. U bent vast niet oud genoeg om bakker Baeten nog gekend te hebben die in het nummer 18 zijn winkel had. De oorlog, die voor België op 10 mei 1940 begon, is ook al zo lang geleden. De zoon en tevens enig kind van bakker Baeten, Pieter-Paul gedoopt, maar door iedereen Paul genoemd, werd in 1926 geboren. Toen de Duitsers België onder de voet liepen, liep hij school in het atheneum van Berchem. Zijn leraar Latijn bleek het niet zo onoverkomelijk te vinden dat ons land in de greep verkeerde van een oorlogszuchtige gek met een klein snorretje. Meer nog: hij kwam naar school getooid met een uniform van de Vlaamse SS. Dat deed in de jonge Paul Baeten een heilig vuur ontbranden. Paul wilde koste wat kost bij het verzet gaan om weerstand te bieden aan de Duitse bezetting en de collaborateurs. In september 1941 werd hij lid van de verzetsgroep ‘De Witte Brigade Fidelio’ in Lier. Aanvankelijk bestond zijn taak erin vlugschriften te verspreiden, maar al gauw werd hij driester in zijn acties. Zonder dat zijn ouders van iets wisten, ging hij rantsoenzegels en blanco-identiteitskaarten stelen in buurdorpen zoals Emblem en verstrekte ze aan ondergedoken mensen. Meer dan twee jaar wist hij zijn geheime acties vol te houden, tot hij op 15 oktober 1943 midden in de nacht door Duitse soldaten van zijn bed werd gelicht. Paul had de Duitsers horen aankomen en had even overwogen om te vluchten, maar hij besefte dat ze dan zijn vader zouden oppakken en dat wilde hij niet op zijn geweten hebben. Paul werd midden in de nacht naar de Feldgendarmerie in de Berlarij gebracht. Het was het begin van een anderhalf jaar durende lijdensweg. Als Nacht und Nebel-gevangene (een speciale strafklasse die in opdracht van Hitler was ingesteld om verzetsmensen spoorloos te laten verdwijnen) verzeilde hij eerst in het concentratiekamp van Esterwegen, waarna hij achtereenvolgens in de kampen van Gross-Strehlitz, Gross-Rosen, Dora-Mittebau en Nordhausen werd ondergebracht. Tijdens de eerste maanden van het jaar 1945 werd zijn toestand precair. Hij had dysenterie en beginnende TBC en woog nog slechts 35 kilo. Het zag er niet goed uit voor de negentienjarige bakkerszoon, maar toen kwam de verlossing. Op 11 april 1945 werd het kamp van Nordhausen bevrijd door de Amerikanen. Acht dagen later kwam hij, na achttien maanden gevangenschap, aan in Lier. Zijn ouders, die de hele tijd in het ongewisse waren gebleven over hun zoon omdat hij geen brieven mocht schrijven, huilden van geluk toen ze hun heldhaftige zoon na anderhalf jaar weer in hun armen konden sluiten. Het zal je kind maar wezen! Nadat Paul weer aan krachten had gewonnen, ging hij bij zijn vader in de bakkerij werken, maar enkele jaren later ging hij aan de slag bij de belastingdienst. Wat hij in de kampen had meegemaakt, was zo onbeschrijfelijk dat hij besloot om erover te zwijgen omdat hij ervoer dat niemand hem geloofde. Pas vele jaren later begon hij mondjesmaat zijn verhaal te vertellen als eerbetoon aan allen die het leven lieten in hun strijd voor de vrijheid. Vanaf 1960 begon Paul spreekbeurten te geven in scholen met als doel de jeugd duidelijk te maken dat ze de democratie niet als vanzelfsprekend mochten beschouwen. In 1982 verhuisde hij naar Zandhoven, waar hij een buitenverblijf had. In 2015 sprak hij op hoge leeftijd een hoop jongeren toe in het halfrond van de Senaat. Ook in de evenementenhal De Populier in Zandhoven hield hij dat jaar een lezing. Deze was zo’n overdonderend succes dat de cultuurdienst nog een tweede lezing moest inlassen. Paul Baeten, die de geest van de jaren dertig weer voelde rondwaren, drukte de toehoorders op het hart dat de eerste mensen die destijds naar concentratiekampen werden afgevoerd, niet de joden waren, maar syndicalisten en activisten. Dat de vakbonden ook vandaag weer monddood worden gemaakt door politici, met steun van de grote bedrijven, baarde hem erge zorgen. Hij stak het niet onder stoelen of banken dat hij gruwde van mensen als Bart De Wever die geen kans onbenut laten om de vakbonden te tackelen. Op 20 november 2017 overleed Pieter-Paul Baeten op 91-jarige leeftijd, als één der laatste getuigen van de Duitse concentratiekampen. Kort voor zijn dood werd hem gevraagd of hij opnieuw bij Fidelio zou gaan, moest zich de situatie weer voordoen. Hij antwoordde dat hij destijds handelde uit idealisme, voor de vrijheid en de democratie, maar dat hij diep teleurgesteld was als hij zag “wat onze huidige politici uitsteken met die vrijheid”. Het was een antwoord dat geen antwoord was, maar dat desondanks aan duidelijkheid niet te wensen overliet. Volg de facebookgroep Lier Vroeger - Uw foto's en vragen GROEP Comments are closed.
|
Recht en VrijheidRecht& Vrijheid Lier-Koningshooikt wil, 75 jaar na datum, het einde van WO II herdenken. Vooral het verzet, dat ook in Lier intens aanwezig was en een dure prijs betaalde, krijgt aandacht. Archives
September 2024
Categories |